Vaarregels

Voor de veiligheid op het water zijn, vanzelfsprekend, ook vaarregels van kracht. Middels het T-examen wordt de kennis over deze regels getoetst.

Voor RV De Hertog onderscheiden we drie typen vaarregels:

  • De algemene scheepvaartregels (het Binnenvaartpolitiereglement - BPR), op deze pagina;

  • De vaarregels met betrekking tot weersomstandigheden, zie de pagina roeiverboden.

  • De vaarregels met betrekking tot het vaarwater in 's-Hertogenbosch, zie de pagina roeiwater & stroming.


Algemene scheepvaartregels

1. Inleiding

BPRDe vaarregels op de Nederlandse binnenwateren (m.u.v. de grote rivieren, de Westerschelde en de Eemsmonding) staan in het Binnenvaartpolitiereglement (BPR). Hiervan heeft De Hertog twee exemplaren waarvan er een altijd op de loods moet blijven. Een roeiboot is in termen van het BPR een ‘klein schip’ (BPR 1.01.A.4), verder is een roeiboot ‘open’ en wordt ‘door spierkracht voortbewogen’. Hierdoor zijn een aantal bepalingen die voor andere schepen gelden niet van toepassing op roeiboten. Er hoeft bijvoorbeeld geen exemplaar van het BPR aan boord te zijn, er is geen minimumleeftijd voor de “stuur” en op de boot hoeft geen naam aangebracht te zijn. Voor het roeien in ’s-Hertogenbosch is het niet nodig het gehele BPR te kennen. Als je langere tochten gaat maken (op de Maas of bij een andere vereniging) is het aan te raden het BPR te bestuderen, m.n. hoofdstuk 6, vaarregels. Hoewel de Aa en de Dommel soms stromen gelden hier geen aanvullende bepalingen voor het varen op stromend water. Als je meer wilt weten over het BPR kun je dat vinden op internet (www.overheid.nl).

Hieronder zijn de belangrijkste vaarregels samengevat die je als roeier moet kennen. De artikelen van het BPR zijn zoveel mogelijk tussen haakjes vermeld.


2. Goed zeemanschap (BPR 1.04 en 1.05)

De belangrijkste regel is: goed zeemanschap. Art. 1.04 van het BPR zegt letterlijk; De schipper moet, ook bij ontbreken van uitdrukkelijke voorschriften in dit reglement, alle voorzorgsmaatregelen nemen die volgens goede zeemanschap of door de omstandigheden waarin het schip zich bevindt zijn geboden, teneinde met name te voorkomen dat:

  1. Het leven van personen in gevaar wordt gebracht.
  2. Schade wordt veroorzaakt aan andere schepen, oevers, werken en inrichtingen.
  3. De veiligheid of vlotte verloop van de scheepvaart in gevaar wordt gebracht.

BPR goed zeemanschapAls de veiligheid in het geding is mag zelfs, in bijzondere gevallen, volgens goed zeemanschap van het BPR worden afgeweken. Dat betekent bijvoorbeeld dat je zult moeten wijken voor schepen waarvan de stuurman je te laat ziet of als blijkt dat hij de vaarregels niet kent. De kans dat hij/zij de regels niet kent is overigens zeer groot. De eisen aan een (klein) vaarbewijs zijn opvallend, zodra je vol gas op de motor sneller kan varen dan 20 km/uur of indien de boot langer is dan 15 meter moet je in het bezit zijn van een vaarbewijs. De schipper van een jacht van 14 meter op de Dieze zou dus weleens geen kennis kunnen hebben van de vaarregels. Denk er altijd aan dat een roeiboot uiterst kwetsbaar is en slecht zichtbaar is.

Kortom: Neem nooit voorrang! Vaar alleen door als de andere boot voorrang verleent!


3. Eisen aan stuurman/vrouw (BPR 1.03)

Er geldt dus een grote verantwoordelijkheid bij de “stuur”, op een roeiboot is de “stuur” formeel de schipper. Alleen hij/zij is verantwoordelijk voor het juist opvolgen van regels. De roeiers dienen, om die reden, de commando’s van de stuurman op te volgen. Daarnaast worden door rv de Hertog aanvullende eisen gesteld aan de “stuur”. De commando’s moeten begrepen worden, hij/zij moet kunnen manoeuvreren en er wordt verwacht dat hij/zij een ploeg kan begeleiden (zowel in als buiten de boot). Een opsomming van wat er gevraagd wordt, is in de eisen voor de stuurproef A (StA) te vinden. Voor gladde boten wordt meer ervaring en inzicht gevraagd, dit wordt tijdens stuurproef B (StB) getest (zie pagina Sturen of Roei-examens doen/ tabblad roei-examens voor meer info over Stuurexamens).


4. Klein wijkt voor groot (BPR 6.04)

Een roeiboot is, zoals gezegd, een “klein schip” en moet daarom een schip dat geen “klein schip” is (een sleepboot, een veerpont, een vissersschip, een schip dat meer dan 12 passagiers mag vervoeren, een duwbak of een schip langer dan 20 meter) genoeg ruimte geven om zijn koers te volgen en om te manoeuvreren. In de praktijk betekent dit: pleziervaart wijkt voor beroepsvaart!

Dode hoek beroepsvaartGrote schepen kunnen niet snel hun koers of snelheid wijzigen, geef die dus alle ruimte en manoeuvreer je niet in een gevaarlijke situatie. Grote schepen zullen meestal het midden van het water aanhouden, dus snijdt geen bochten af en kijk bij ongestuurde nummers regelmatig om, ongeveer iedere vijf halen.


5.
Houd stuurboordwal (BPR 6.03, 6.04, 6.09, 6.10, 6.30)

Onderstaande regels zijn algemene bepalingen bij het naderen (passeren) en oplopen (inhalen) van twee boten. Kleine en grote boten zijn gelijkwaardig bij de volgende regels:

  1. Boten mogen alleen passeren en inhalen indien het vaarwater voldoende ruimte biedt.
  2. Een gepasseerde of ingehaalde boot moet zijn koers behouden en mag niet sneller gaan varen.

Naderen : We spreken over naderen bij tegengestelde koersen (tegemoetkomen). Dit is een lastig onderdeel omdat dit vaak verward wordt met kruisende koersen. Deze aanvullende regels over naderen gelden alleen als je aan Stuurboord (SB)-wal vaart en aanhoudt! Als dat niet het geval is (open water) dan gelden de bepalingen voor kruisende koersen (zie punt 6).

  1. Ook al houd je SB-wal er blijft altijd gelden: Pleziervaart wijkt voor beroepsvaart. Je moet dan bijv. denken aan een binnenschip die keert met zijn boeg over jouw SB-wal. Daar moet je voor wijken ook al vaar je pal SB-wal.
  2. Kleine naderende motorboten wijken voor een roeiboot. De motorboot moet dus naar SB uitwijken als je duidelijk “rechts” vaart. Naar “rechts uitwijken dus”.
  3. Als je echter een naderende zeilboot tegenkomt (onder zeil) dan heb je formeel voorrang als je pal de SB wal aanhoudt en er onvoldoende ruimte is tussen de roeiboot en de wal. Laat in zo'n geval de zeilboot dus nooit aan SB kant van de roeiboot komen. Als dat echter wel het geval is dan moet de roeiboot wijken op grond van de regels van kruisende koersen. Een lastige situatie, ga dus voor de veilige algemene regel; zeilboot, roeiboot, motorboot en "neem" geen voorrang bij twijfel. Defensief sturen dus.

Oplopen/Opgelopen worden: Hier gelden de volgende aanvullende regels:

  1. Ook op het water geldt, “links inhalen”. Als je opgelopen wordt, houd dan goed SB-wal om de oploper de ruimte te geven.
  2. Het inhalen moet vooral snel gebeuren. Ga zo nodig over op een sterke haal, oplopen met een roeiboot duurt erg lang.
  3. Een roeiboot mag een groot schip (beroepsvaart) aan stuurbordzijde inhalen. Dat betekent tussen het grote schip en de SB wal. Dit is een gevaarlijke handeling, overtuig je er altijd van dat de schipper je heeft gezien voordat je hieraan begint!
  4. Een roeiboot haalt in principe een ander klein schip in aan Bakboord (BB) zijde (links inhalen). SB mag ook als er maar geen gevaar ontstaat.


6. Kruisende koersen (BPR 6.17)

In situaties waar geen SB-wal aangehouden kan worden, bijv. op open water (midden op de Ertveldplas), gelden de volgende regels:

  1. vaarregels cambridge crashEen roeiboot wijkt altijd voor beroepsvaart. (BPR 6.04)
  2. Een roeiboot wijkt voor een andere roeiboot die van SB komt. “Rechts gaat voor” bij 2 roeiboten.
  3. Motorboten (recreatie) wijken voor roeiboten ongeacht of je van BB of SB komt ! Deze regel is veelal onbekend of wordt bewust niet nageleefd. Wees dus zeer alert tijdens deze situatie en reken er maar niet op dat een motorboot je voorrang verleent.
  4. Roeiboten daarentegen wijken voor een zeilboot, ongeacht of deze van SB of SB komen . Dit geldt dus uitdrukkelijk op open water.
  5. Onthoud maar als volgorde: Zeilboot, Roeiboot, Motorboot. De logica hierachter; een zeilboot is volledig afhankelijk van de wind, de roeiboot kan op spierkracht redelijk manoeuvreren, een motorboot kan op de motor heel snel en eenvoudig alle kanten op.
  6. Als je moet wijken wacht dan niet tot het laatste moment. Laat zien wat je van plan bent.


7
. Voorrang in engtes (BPR 6.07)

Bij een zodanige versmalling van het vaarwater dat het niet mogelijk is dat 2 boten elkaar kunnen passeren (bij een engte, smalle brug) geldt het volgende:

  1. Als het scheepvaartverkeer door middels van tekens (zie bijlage) wordt geregeld moeten deze worden opgevolgd. Dit geldt zowel voor stromend- als niet stromend water.
  2. Natuurlijk geldt dat een roeiboot wijkt voor beroepsvaart maar tekens gaan ook hier boven regels m.a.w. volg de tekens op de brug ook als er een beroepsvaarder aan de andere kant ligt te wachten (BPR 5.02)
  3. vaarregels tekstAls er sprake is van een brug met meerdere doorgangen hou je de SB-doorgang aan.
  4. Als het kan vermijd je de doorvaartopening met een beweegbare brug, kies dan voor de veilige vaste doorgang aan SB (BPR 6.24, 6.25, 6.26).
  5. Op niet stromend water geldt een vergelijkbare (algemene) regel als bij het wegverkeer. Als er zich een hindernis bevindt aan jouw zijde (SB) dan gaat de naderende boot eerst, ongehinderd, door de versmalling.
  6. Er is echter een belangrijke afwijking. In het BPR is de voorrang in engtes met stroom heel eenvoudig geregeld: degene die de stroom mee heeft, heeft altijd voorrang. Dat geldt voor elk schip, groot of klein, zeil- of motorboot, alles wat de stroom mee heeft, heeft voorrang. Bij een engte moet een schip dat tegen de stroom in vaart dus altijd voorrang verlenen. De logica erachter is dat een boot die stroomafwaarts vaart niet kan stoppen, een boot die stroom opwaarts gaat kan namelijk makkelijker stoppen of uitwijken.


8. Overige scheepvaart niet hinderen (BPR 6.14, 6.15)

Overige belangrijke bepalingen zijn:

  1. Bij manoeuvres, zoals aankomen, afvaren, laten lopen of rondmaken, mag je andere kleine schepen niet onnodig hinderen. Beroepsvaart mag je nooit hinderen! Kijk dus bij het afvaren niet alleen of je eigen bemanning klaar is, maar wacht ook tot er ruimte is op het water.
  2. Ga niet stilliggen bij bruggaten of vlak voorbij een onoverzichtelijke bocht. Kijk bij het rondmaken eerst of je doorgaande schepen niet hindert.
  3. Het keren of oversteken van een vaarwater moet zo snel mogelijk gebeuren. In de praktijk betekent dit “haaks” oversteken.
  4. Een boot mag geen voorwerpen hebben uitsteken. Als er al roeiend schade aan ander boten wordt toegebracht door de uitstekende riemen (zelfs als er “geslipt” is), ben je verantwoordelijk voor de schade (BPR 1.12)


BIJLAGE BIJ SCHEEPVAARTREGELS.

Geluidsseinen (BPR, bijlage 6)

Grote schepen kunnen gebruik maken van geluidsseinen voor het aankondigen van bepaalde manoeuvres, of om aandacht te vragen voor gevaarlijke situaties. Met de scheepshoorn kunnen stoten gegeven worden van verschillende lengte:

Een lange stoot: –––––––––––––––––––––––––––––––– ongeveer vier seconden,
Een korte stoot: –––––––– ongeveer een seconde, en
Een zeer korte stoot –– van ongeveer een kwart seconde.

Het is goed om als roeier de betekenis van de volgende geluidsseinen te kennen:
–––––––––––––––––––––––––––––––– lange stoot attentiesein
–––––––– een korte stoot ik ga stuurboord uit
–––––––– –––––––– twee korte stoten ik ga bakboord uit
–––––––– –––––––– –––––––– drie korte stoten ik sla achteruit
–– –– –– –– –– –– –– –– –– –– een reeks zeer korte stoten gevaar voor aanvaring

Een volledig lijst met geluidssignalen staat in bijlage 6 van het BPR.


Borden en lichtsignalen (BPR, bijlage 7, verkeerstekens)

Hier worden alleen de signalen behandeld die je normaal gesproken in ’s-Hertogenbosch tegen kunt komen en die voor roeiboten van belang zijn.
inuitvaartverboden.png  rodelampenkel.png1. Een rechthoekig bord met drie horizontale balken (rood-wit-rood) is een verbod in-, uit- of door te varen. Een enkele of dubbele rode lamp en een enkele of dubbele rode vlag betekenen hetzelfde (BPR, bijlage 7, A.1). Dergelijke lampen zijn boven diverse doorvaartopeningen van bruggen aangebracht.

vaarverbod_niet_geldend_roei.png2. Een rond rood bord met een horizontale witte balk (bijv. bij de Oude Dieze bij kasteeltje Meerwijk) is een vaarverbod dat niet geldt voor ongemotoriseerde kleine schepen (BPR, bijlage 7, A.1a).

geel_dubbel.png3. Een gele lamp (of geel bord) boven een brugopening betekent dat de doorvaart toegestaan is. Een enkele gele lamp wordt gebruikt als tegenverkeer toegestaan is, bij een dubbele gele lamp of dubbel geel bord, is tegengestelde vaart niet toegestaan. (BPR, bijlage 7, D.1a end D.1b).

verboden_voor_spierkracht.png4. Een rechthoekig wit bord met een rode rand en een rode diagonaal is een verbodsbord. Een pictogram geeft aan wat voor verbod. Een dergelijk verbodsbord voor roeiboten (BPR, bijlage 7, A.16) staat langs de Oude Dieze een kilometer voorbij kasteeltje Meerwijk omdat verderop een (gevaarlijke) spuisluis is.

halthouden_voorbord.png5. Een rechthoekig wit bord met een rode rand en een horizontale zwarte streep geeft een gebod/verplichting aan om vóór dat bord stil te houden (BPR, bijlage 7, B.5, staat vlak bij de sluizen).



Bruggen

Kies bij het onder doorvaren van bruggen het meest SB gelegen bruggat gebruiken (mits toegestaan). Het doorvaren van brugopeningen met een rood-wit-rood rechthoekig bord, of met een enkele of dubbele rode lamp is niet toegestaan.
aanbevolen__tegenligger_mogelijk.pngDe aanbevolen doorvaartopening van een brug wordt aangegeven door gele lichten of bakens, bij een enkel licht of baken is tegenverkeer toegestaan, bij een dubbel licht of baken zijn tegenliggers verboden.

In het algemeen dien je met een roeiboot waar mogelijk een doorvaartopening met beweegbare brug te vermijden. Geef de ruimte aan schepen met grotere hoogte die van de beweegbare brug gebruik moeten maken. Bruggen waarop dit van toepassing is zijn er in ’s-Hertogenbosch niet.


Lichtvoering (BPR 3.13)

Roeiboten moeten tussen zonsondergang en zonsopgang, een wit rond schijnend licht voeren (BPR 3.13. Als je ’s-nachts wilt varen (na toestemming van de materiaalcommissaris) bekijk dan ook de lichtvoering die voor andere schepen vereist is.

>> Herschreven door Lex Schregardus (10 jan 2016)

 

 RV De Hertog

 Citadellaan 28
 5211 XB 's-Hertogenbosch

 Postbus 1623
 5200 BR 's-Hertogenbosch

Contact

Algemeen tel:
+31 (0)73-750 88 22
info@rvdehertog.nl
Secretariaat:
secretaris@rvdehertog.nl

Bank:
NL47 INGB 0006 3425 86

Please publish modules in offcanvas position.